"Kom hier!""zei hij en zette de dikke vinger op de plaats naast hem. "Hier is je plaats, en je zit ook uit de wind, omdat de leraar spuugt."

Ik was voor het eerst in een stad, op school, uit het bos gegooid in een brullende horde van veertig vierde klassers. Mijn vader had mij bij de poort afgeleverd. "Gedraag je netjes!" had hij gezegd, en toen was zijn groene uniform, ondergedoken in de verschrikkelijke maalstroom van de straat. De tranen stonden nog in mijn ogen, als een riet in de wind stond ik aan de deur van de klas, en dus was het geen wonder dat ik gehoorzaamde.

"Mijn naam is Chuchollek," zei mijn buurman. "Eigenlijk van Chuchollek, maar mijn vader heeft het van adel zijn afgelegd, omdat hij uiterlijkheden veracht." Hij zag me doordringend aan, of er twijfel in mijn ogen was te zien, maar ik was verbijsterd. Als een mens onder een wals, als het ijzer al zijn voorhoofd raakt. En trouwens het was een bekende naam. Chuchollek was de naam van onze timmerman, die het nieuwe dak van de schuur had gemaakt. Weliswaar was hij meestal dronken en zag er niet uit als een graaf, maar hij had toch op onze boerderij gewerkt en de houten hamer op de steekbeitel laten vallen. "Onze timmerman heet zo", zei ik nederig. Misschien zijn jullie familie?"

"Ezel!" antwoordde Chuchollek duidelijk en slingerde op hetzelfde moment een liniaal terug, die vanuit de achtergrond op onze bank was geland. Toen kwam de leraar binnen en begon de plaatsen te verdelen. "Ah, jij bent de nieuwe", zei hij, "ik wil je meer naar voren zetten ....hier beneden zitten de zwakkere broeders."

Chuchollek stond op, nederig en toegewijd. "Hij wil hier graag zitten, Herr Doktor", zei hij, en wees met zijn hand naar mij als een feodale heer naar zijn vazal. " Wij zijn namelijk, familie...weliswaar verwijderd...door een tante...."

"Zo," zei de leraar, enigszins verbaasd, "wel, dan kunnen jullie bij elkaar blijven."

Ik wilde zeggen dat het niet waar was, maar het duurde lange tijd bij mij, en toen werd het rooster al gedicteerd.

Zo begon mijn vriendschap met Chuchollek. Ik zat slechts een kwartaal naast hem, toen kwam ik naar "voren". Maar in die tijd was hij mijn heer geworden. Hij had mij geadopteerd.

Chuchollek was klein en stevig. Zwart, olieachtige haarstrengen vielen in zijn bleek, breed gezicht, en zijn smalle lippen konden op een onaangename manier glimlachen. De glimlach van een alwetende. Zijn vader moest de adel een zeer lange tijd geleden hebben afgelegd, want de kleren van zijn zoon zaten altijd vol met vlekken, zijn schoenen altijd vol barsten, zijn boeken altijd zonder een band. Maar het ergste van alles waren zijn handen, kort en zeer breed, met vingers waarvan de nagels zover waren afgebeten, dat ik geloofde dat hij uit een martelkamer kwam.

Chuchollek zorgde voor mij. "Laat mij je pennenkoker zien!" zei hij. "Je weet niet wat hier voorgeschreven is." Grijnzend bekeek hij de voorbeeldige netheid van mijn gereedschap, nam ze in de hand, verdeelde ze in twee hopen. "Faber No. 3" is verboden, " zei hij, "te zacht ...Ik wil je helpen." En hij duwde mij een gebroken potlood in de hand dat eruit zag alsof er een paardentram overheen was gegaan. "Penhouder? Maar kijk hier! Een synthetische houder, begrijp je? Een kunst robijn, denk ik. Het einde is slechts afgebroken, opdat men het teken kan zien op het breekpunt. Ik wil ruilen, omdat we misschien verwant zijn...nee, nee, geen valse bescheidenheid, heb je een penter?"

Ik wist niet wat een penter was. Hij glimlachte ironisch met zijn linkerhoek mondhoek, waar altijd grijs speeksel zat. "Zonder penter ben je de sigaar, vriendje. Waar woon je? Herzogsacker? Hartelijke gelukgewenst! Aan de Herzogsacker kunnen alleen maar mannen wonen, begrepen?" En hij trok zijn Penter uit zijn zak. Een meervoudige gevlochten riem, waarvan de lus aan het eind een steen of een loden bal bevatte. "Zonder deze trooster ben je over drie dagen een lijk, vriend. Hier is het de grote stad en geen dorp. Denk er tot morgen over na wat je mij als aanbetaling kunt geven, begrepen?"

Ik heb een Penter gekocht. Ik verwierf een synthetische penhouder met fracturen, een potloodslijper met antiekwaarde, verbogen cirkels, gespleten linialen, gescheurde postzegels, rubberballen met ventilatie, Stollwerck beelden met vetvlekken. Ik moest ze duur betalen, en wanneer ik zijn stem al van ver hoorde, beefde ik onder de donkere haat haat die mij verteerde. Maar wie kan tegen Chuchollek op?-Men steekt niet zijn tong uit naar zijn leraar, vriendje", zei hij zo langs zijn neus weg, en verdronk een levende bromvlieg in zijn inktpot. "Wanneer ik het meld, vlieg jij eruit. Moet dat?" En hij hief met een zijdelingse blik zijn hand. "Niet doen!" fluisterde ik in doodsangst. "Herr Doktor!" "Alsjeblieft niet!" Een lange pauze. Dodelijk lang. "Herr Doktor, mag ik even naar buiten?"

"Je hebt zwakke zenuwen, kleintje", zei hij in de pauze. "Wie weet of je so wie so uit het woud stamt? Alle aristocraten lijden zonder met hun wimpers te knipperen."

In de tweede week bezocht hij mij in mijn pension. "Mooi heb je het hier", zei hij in de gang tegen mijn pensionhoudster. "Mooie oude foto's ...echt gezellig..." Zij opende verbluft en verbaasd de deur naar mijn kamer. Ik had een zak met appels gekregen. "Gravensteiner?"zei hij en nam de grootste in zijn hand. "Goede soort, hoewel niet de allereerste geur. Trouwens, mijn moeder is ziek, je zou haar wat kunnen geven, niet? Ik zie, je hebt je werk al af. De leraar heeft me op gedragen, mij een beetje om je te bekommeren....we zullen eens kijken..."

Hij ging aan mijn tafel zitten, trok uit zijn broekzak een paar verfrommelde schriften en begon mijn werk over te schrijven. "Wat omslachtig is deze constructie", meende hij "maar het is voor de zoon van een kleine ambtenaar niet kwaad...trouwens, we kunnen samen je atlas gebruiken. De mijne is een wereld atlas, 130 pagina's, te zwaar om mee te slepen..."

Na een uur vertrok hij, mijn atlas onder zijn Arm, drie "Gravensteiner" in elke broekzak, één magneet in de hand om hem weer "sterk" te maken. Daarna kwam hij dagelijks. Chuchollek droeg mijn boorden en stropdassen, Chuchollek droeg mijn sportriem en mijn gymnastiek schoenen. Chuchollek had mijn atlas, mijn gezangboek, mijn penhouder, mijn potloden. Chuchollek was mijn alter ego.

Mijn reputatie in de klas ging achteruit, zelfs de leraren zagen ons merkwaardig aan. Ik zat alle pauzes op het toilet achter gesloten deuren. Maar als de bel ging, stond Chuchollek voor de deur, legde zijn arm om mijn schouder en bracht mij naar mijn plaats. "Je maag lijkt niet in orde te zijn, vriend...", "zei hij.

Ik vroeg voorzichtig naar zijn vader. Hij was schrijver bij een consulent, en sommigen van ons hadden hem 's morgens in de goot zien liggen. Ik begon van Chuchollek te dromen. Het was een kale kamer met een tapijt met donkere gaten. Een lamp brandde, vaalbleek. Ik stond en keek rond. Het kraakte, maar ik wist niet waar. En toen kroop het eruit, veelzijdig, donker, vormloos. Als een reuzen kreeft, maar hij glimlachte met smalle lippen. Het kwam op mij af. Ik rende weg. Het ging sneller. Het dreef me in een hoek. Zijn scharen opende en sloten zich spookachtig. En ik schreeuwde, totdat mijn kostjuffrouw in de kamer kwam.

Ik kon hem niet afschudden. Drie keer stond ik voor de deur van mijn klassenleraar. Drie keer draaide ik me om. Had ik kwaad gedaan dat ik bang was? Nee, maar het was juist, dat ik de tong had uitgestoken tegen de leraar in een opschepperige moed. Ik was in de tucht van de geboden opgegroeid, en men had mij geleerd, dat dit zonde is. Ja, en ik sleepte deze zonde mee als een moeder moordenaar.

Na anderhalf jaar werd ik verlost. Wij maakten onze wandeling met de klas, en Chuchollek hing als een giftige klit aan mij. We stopten bij een houtvesterwoning. Achter de tuin stroomde een beekje, en daar ving Chuchollek een mol. Zelfs de diepte van de aarde was niet veilig voor hem. Er stond een emmer bij de kreek en ik moest hem met water vullen. Toen gooide Chuchollek de mol erin en keek toe hoe hij voor zijn leven vocht. "Laat dat!" zei ik trapte naar de emmer. Hij floot door zijn tanden en probeerde met zijn vuist mij onder de kin te raken. Maar hij vergat dat dit een van mijn tien geboden was. "Laat dat!" schreeuwde ik wanhopig. Hij floot opnieuw en boog zich diep over de emmer.

En op dat moment werd ik verlost. Ik gooide mij zo plotseling op hem, dat we allen vielen, Chuchollek, de emmer, ik. Ik zag het brede gezicht onder mij, waarin witte vlekken van woede opkwamen. En ik sloeg erop los. Hij beet, hij krabde, hij greep mij naar de keel. Maar ik bleef slaan.

De leraar haalde ons uit elkaar. Zijn gezicht was bleek van woede en ontzetting. Maar voordat hij wat kon zeggen kwam alles bij mij eruit. Het verhaal van mijn lijden schreeuwde ik in zijn gezicht, in alle gezichten. Ik was in een kramp door het biechten. Ik was zo gek., dat ze terugweken voor mijn razernij, totdat alles weg was, weg uit mij, mijn hele ziel en anderhalf jaar van mijn leven, en ik aan de voeten van mijn leraar instortte.

Het was goed dat hij een aardig en wijs man was. Hij tilde me op en keek naar Chuchollek. "Naar huis!" zei hij kortaf. En tot het einde van mijn dagen zal ik hem zien wegsluipen, langs het tuinhek, handen in de zakken. Opstandig en minachtend in de houding van zijn schouders, zijn korte nek, maar een geslagen tiran voor mijn ogen. Hij werd onttroond. Hij sleepte zijn jas nog mee, zijn harnas, een haastig gevangen prooi.

Hij verdween met zijn ouders uit de stad, en het duurde dertig jaar voor ik hem weerzag. Het was op een avond in de stationshal van een vreemde stad. Ik zocht naar een loopjongen, toen hij van achter, stilletjes, naderde en fluisterde "Wilt u een kamer, mijnheer?" "Zeer elegant...alle comfort...inclusief discrete wensen..." Dezelfde vlekken in zijn pak, dezelfde haarstrengen, dezelfde nagels. Boosheid kwam in mij op. "Chuchollek?" vroeg ik hardop. Hij verbleekte. Zijn ogen begroeven zich in mijn gezicht, vonden geen steun, en gleden weg. "Zeer juist," fluisterde hij. "Van Chuchollek eigenlijk...maar de tijden zijn slecht...zou ik de eer gehad hebben..."

Toen kwam de loopjongen, en hij gleed terug, als een spin in zijn verbrijzeld web.



Index