Wie is Ernst Wiechert

Wiechert werd geboren in Kleinort, Oost-Pruisen (nu Piersławek, Polen).

Hij was een van de meest gelezen schrijvers in Duitsland in de jaren 1930. hij incorporeerde zijn humanistische idealen in zijn romans waaronder Das einfache Leben (the simple Life, 1939) en die Jeromin-Kinder (The Jeromin children, 1945/47) zijn de bekendste vandaag de dag.

Wiechert was vanaf het begin sterk gekant tegen het nazisme. Hij deed in 1933 en 1935 een beroep op de studenten in München om hun kritisch denken ten opzichte van de nationaal socialistische ideologie te behouden. Dit werd beoordeeld als oproep tot interne weerstand. De notulen van de toespraak circuleerden illegaal in Duitsland en bereikten Moskou in 1937 gebakken in brood. Hier werd het gepubliceerd in het invloedrijke ballingschap magazine Das Wort (het woord). Maar Wiechert ging nog verder en durfde openlijk kritiek te leveren op de gevangenneming van Martin Niemöller door de nazi ' s in 1938. Hij werd gearresteerd kort na het gesaboteerde plebisciet waardoor Duitsland Oostenrijk in april 1938 absorbeerde.

Als gevolg van zijn kritiek werd hij vier maanden opgesloten in het concentratiekamp Buchenwald. Hij schreef zijn herinneringen over zijn gevangenschap op en begroef het manuscript; het werd in 1945 gepubliceerd als Der Totenwald (Forest of the dead).

Na de oorlog was Wiechert een criticus van de West-Duitse samenleving. In 1948 vestigde hij zich in Stäfa, Zwitserland, waar hij in augustus 1950 overleed aan kanker. Hij werd begraven in Stäfa.

Bovenstaand stukje is ontleend aan Wikipedia

Onderstaand artikel, uit het Duits vertaald door de webmaster, staat afgedrukt in het boekje "Der Kinderkreuzzug". En dit boekje is genomen uit het boek "Der silberne Wagen"

Dr. Kurt Krippendorf schreef:

Ernst Wiechert behoort tot de generatie die vooraan in de strijd stonden. Zijn lot spiegelt het lot van de meest waardevollen weer, die door de tragische gebeurtenissen van de wereldoorlog met alle daaruit voortvloeiende gevolgen, met haar omwentelingen en verschrikkingen die zich hebben voorgedaan. De ongehoorde spanningen tussen het oude en het nieuwe, die het hele leven ontbonden, hebben hem met ondenkbaar geweld gegrepen en de zwaarste schokken teweeg gebracht. Hij moest door bitter hard lijden heen, waarbij hem niets gespaard is gebleven, aleer zijn originele vrije wil zich begon te openbaren.

Met alle crisis toestanden die hem in beroering brachten en verscheurden, bleven de ervaringen van de schrijver uit zijn kindertijd onvervreemdbaar bezit. In het uiterste oosten van ons land, in het boswachters huis “Kleinort” (Masuren) op de Johannesburger Heide, werd hij op 18 mei 1887 geboren. Over zijn geboortestreek schrijft hij “Knecht Gottes Andreas Nyland”: “Het is een donker land, en de mensen zijn zeer stil, en de vogels zingen treuriger dan ergens anders.”

De onmetelijkheid en wildheid van de machtig ruisende wouden, de verlatenheid en de eenzaamheid van het veen hebben zijn wezen gevormd. In het bijzonder werd voor het woud een elementaire belevenis; in het woud vond hij “geheimzinnigheid en wonderen, treurigheid en bekoorlijkheid, heimwee en geborgenheid, spreken en zwijgen, tijd en eeuwigheid”. En steeds meer werd voor hem dit donkere woud tot een symbool; het werd hem tot “oergrond der dingen, waar de zon en de sterren opgingen, waaruit mens en dier zich verheffen, engelen en demonen. De melancholie van het oostelijke landschap groeide in Wiecherts bloed en drong door in zijn hele wezen en verbond hem onlosmakelijk met de aarde van zijn geboortegrond. De schrijver zei over zichzelf, dat hij een stil kind was. Leed van buitenaf voelde hij als zijn eigen leed en het raakte hem diep, of het nu om de tranen van zijn zwaarmoedige moeder ging of het klagen van jonge verdwaalde vogels.

Verhalen uit de bijbel of Bürgers “Leonore” ontroerden hem zo, dat hij menig traan moest laten. Met al het vuur van zijn kinderlijke ziel, hield hij naast de bloemen van de dieren, die hem tot broeders werden. Zo vertroetelde en verzorgde hij bijvoorbeeld met alle toewijding een kraanvogel, die vaak in zijn armen sliep. Al vroeg had hij zijn eigen dromen, gevoed door een oorspronkelijke fantasie, en langzamerhand groeide in hem een niet te stillen, onweerstaanbaar heimwee naar het grootte en het licht.

Op elf jarige leeftijd werd Wiechert uit zijn kinderwereld gehaald. Hij moest de oneindige wouden en de weide venen verwisselen met de kleinheid van een stenen stad, waar “het leven zich achter tralies afspeelde”. Vanuit de eenzaamheid van de natuur werd hij in het haasten en jachten van de moderne wereld geplaatst. Hij kwam terecht in een wereld die bezeten was van het geloof in haar voortreffelijkheid en vooruitgang. Het proces van aanpassing ging met veel pijn gepaard. Eerst verliep zijn leven in geregelde banen. Van 1898 tot 1905 bezocht Wiechert de middelbare school in Köningsberg. Daarna bezocht hij de Albertus universiteit, om Natuurkunde, Duits, Filosofie, Aardrijkskunde en Engels te studeren. Na een geslaagd staatsexamen werd hij leraar. Tijdens deze hele periode streefde Wiechert ernaar trouw rekening te houden met de toenmalige verhoudingen alsmede met de conventionele opvattingen en de autoriteiten van de heersende klasse. Maar een echte diepe innerlijke bevrediging en waarachtig geluk vond hij niet. Ook kon de wetenschap hem ten lage leste niet boeien, omdat zij hem met haar begrippen acrobatiek teveel zonder inhoud was en niet tot in het wezenlijke en het goddelijke doordrong. Ook kon hij in zijn burgerlijk existentie met hun gelijkblijvende sjablonen niet voldoende behagen vinden, zoals het bij vele anderen wel het geval was.

Het kon dus niet uitblijven, dat hij, met zijn starre waarachtigheid en onkreukbaarheid, in toenemende mate de onvolkomenheid van het kortzichtige optimisme en de oppervlakkige cultuur opvatting van de modernen, zijn geduld verloor. Steeds meer ontdekte hij dat de meermaals geprezen heerlijkheden van de mens een illusie en een vernis waren. Daarom werd een confrontatie met de wereld onvermijdelijk, en daarom begon de strijd met hen die meelopers waren.

Instinctief voelde Wiechert aan dat hij met de voelende en ontvankelijke “ziel van het woud” ten strijde moest trekken tegen het gif van de moraal, de mystificaties, de geheime paden en andere verderfelijke uitingen van het moderne leven. Met onweerstaanbaar geweld werd hij gedwongen tot een getuigenis. Zijn pakkende en diep doorleefde roman “Die Flucht” ontstond.

Met de kritiek waren echter de heersende opvattingen en grondslagen nog niet overwonnen en daarmee was de weg vooruit voor een positieve opbouw ook nog niet gevonden. Daarvoor moesten eerst de verontrustende wilde gebeurtenissen van de oorlog en de ineenstorting komen, die Wiechert in de ogen van het meedogenloze lot lieten kijken. Weliswaar bewerkte het volledig loslaten van alle tot nog toe bestaande bindingen bij hem eerst een chaos , , die hem verwarde. Slechts de heimwee van zijn kinderjaren, liet sterker dan ooit, hun zwaarmoedige wijs in hem weerklinken. Zij kreeg haar vorm in zijn tweede boek “Die blauen Schwingen”, waarmee hij begon aan het front in Gallicië en dat werd voltooid in Champagne. Een ongelooflijke weemoed ligt over deze roman, waarin de liefde als macht van het lot symbolisch is gevormd.

Wiechert voelde in de revolutie en verwarring der tijden, dat hij nog eenmaal beginnen moest, dat een volledige wedergeboorte van de innerlijke mens een noodzakelijke voorwaarde voor de vernieuwing van het vaderland was. Terecht verwachtte hij, dat ook in het bewustzijn van anderen dit inzicht zou moeten oplichten. Tot zijn grote teleurstelling en tot zijn groot en diep verdriet constateerde hij echter, dat de meesten zich gedachteloos aan de gegeven feiten aanpasten, en dat daarentegen het zelfzuchtige en hebzuchtige verlangen om te bestaan meer dan ooit triomfeerde. Huiverend zag hij in ons naoorlogse Duitsland al de ontaarding, verwarring en afgronden, die men door een laffe wereld van eufemismen probeerde toe te dekken. Hij leed vreselijk onder het leed en de schande waardoor ons volk werd achtervolgd. Haat en toorn vlamden in hem op tegen de natuur vreemde beschaving, maar in het bijzonder tegen de vertegenwoordigers van een bekwaam en oppervlakkige manier van leven, tegen de uitbuiters, de huichelaars en de schijnheiligen, die hun ware egoïstische gezindheid zo goed achter een masker konden verbergen. Het was een hartstochtelijk strijd, die Wiechert in zich uitvocht; waarbij het tenslotte helemaal om de zin van het leven, ja om God ging. Met zijn hartenbloed scheef hij het “Wald” en de “Totenwolf”.

In beide boeken gaat het om de verraden Duitse ziel, die door de haar wezens vreemde verstening van de moderne beschaving – de schrijver gijzelt met een onverbeterlijke meedogenloosheid – dakloos is geworden. En een redding is slechts mogelijk, wanneer men het lot van de Duitsers weer aan zijn onberoerde wouden verbindt.

Volgens Wiecherts volgde na de storm over deze beide scheppingen weinig succes. Hij voelde te goed, dat haat geen zegenrijk zaad doet ontspruiten. “Hij ging in de binnenkamer van zijn ziel en nam plaats aan Gods haardvuur en besprak het met hem.” Diep zocht hij naar de redenen en sub-redenen in zijn wezen. In een zware zielenstrijd werd het aangrijpend boek “Der Knecht Gottes Andreas Nyland, geboren. De haat was veranderd in liefde. Nyland wil het Duitse hart, dat vurig naar God en broeder verlangt, door het navolgen van Christus verlossen. Hij wil de duisternis van de lijdende mensen vrijwillig op zich nemen, opdat het leed stopt om een kwelling en en gesel te zijn. Volgens zijn geloof is slechts het hulprijke, onvoorwaardelijke onbaatzuchtige erbarmen, dat niet have en goed, maar het leed deelt, in staat het Duitse leven van de ondergang te redden.

Hadden het “Wald” en de “Totenwolf” de schrijver al genoeg spot opgeleverd, zo werd het na het verschijnen van de “Knecht Gottes” nog erger. Velen, jammer genoeg al te velen voelden zich door deze onbekwame wakker schuddende geweten prediker geraakt en probeerden zich door goedkope bespotting te wreken. Groot was ook de kring van hen, die tegenover zijn werken eenvoudig zonder enig verstand oordeelden en hem als een nar beschouwden.

Men keerde zich van hem af, ja lasterde en vervolgde hem. Het werd steeds eenzamer rondom Ernst Wiechert. Hoe pijnlijk ook al deze ervaringen voor de schrijver ook gewezen zijn, zo weinig konden zij hem van de wijs brengen als het om zijn roeping ging. Ook zijn ziekte, waardoor hij het beroep van leraar op moest geven, was niet in staat hem te breken. Standvastig volgde hij de roep van zijn God; en dat betekende voor hem zich zelf te ontwikkelen, het hoogste van zichzelf te eisen en het dan ook doen. In steeds vernieuwde heldhaftige strijd is het aan het werk, zoals zijn verdere werken getuigen: “Der Silberne Wagen”, "Die Flöte des Pan”, “Die kleine Passion”, "Das Spiel vom deutchen Bettelmann”, "Die Magd des Jürgen Doskocil”, "Jederman", "Geschichte eines Namenlosen”, "Die Majorin”, “Die Hirtennovelle”.

Het grootste verlangen van de schrijver is, dat hij reeds in 1929 had uitgesproken, dat zijn werken evenals zijn vruchtbaar leven getrouw zal zijn in het streven naar het rijk van God.

Ondanks alle veranderingen is het wezenlijke van Ernst Wiechert onveranderd gebleven. In tegendeel heeft de strijd om de reinheid van het christendom ertoe geleid dat de groei van de schrijver zich steeds reiner en duidelijker kon manifesteren. Doordat hij de weg van zijn eigen visie volgde en in zijn geschriften deed doorklinken, openbaarde hij het Duitse wezen. In zijn scheppingen weerklonk de oeroude niet te vernietigen kracht van de Germaanse wereld. Het erfgoed van ons volk heeft door hem met ongewone bezieldheid en aanschouwelijke tekenkunst en visueel ontwerp vermogen een nieuwe vorm gevonden. Pas in onze dagen begint Ernst Wiechert eindelijk de waardering te vinden, die deze oprechte Duitse schrijver eerlijk verdient.

Berlijn. Dr. Kurt Krippendorf.

Ik vond de volgende "Levensloop" door hemzelf geschreven in het boekje "Der Richter".

Ernst Wiechert

Ernst Wiechert over zichzelf:

Wat kan een mens over zijn leven zeggen? Veel zinvols, er zal steeds dwaasheid daarin te vinden zijn. Veel eerlijkheid, maar er zullen altijd leugens in te vinden zijn. Veel nederigheid en er zal altijd trots in zijn. Waar is de biecht die niet met nieuwe zonden is beladen?

Aan het begin van mijn leven was het woud, en nu leef ik in Berlijn. In het begin was God, en nu ga ik niet meer naar welke kerk dan ook, omdat elke kerk te klein is. In het begin was er de eenzaamheid, en nu heb ik de kinderen en de dieren lief.

Ik was 40 jaar toen de "doorbraak van de genade" over mij kwam en die de oude vormen verbrak. Het spoelde de haat weg en gaf mij over aan de liefde. Het spoelde de wet, de zekerheid, de traditie weg waarin ik groot was geworden en plaatste mij op de drempel van een nieuw begin. En van hieruit bouw ik mijn tweede huis. Een huis voor zij die vernederd en gewond waren. daartoe behoren de dieren, de kinderen, de armen, de mishandelden en zij die rechteloos zijn. Zij die geld hebben lachen daarover, en zij die macht hebben halen hun schouders op.

Maar kan hij een schrijver zijn, waar de armen der aarde niet elk moment mogen aankloppen? Wiens deur niet dag en nacht openstaat, opdat "God en de stervenden" zonder hinder binnen kunnen komen en op elk moment?

Bovenstaand is overgenomen uit het boekje "Das Spiel vom Deutschen Bettelmann" en uit het Duits vertaaald.

Aantekeningen

Home Ernst Wiechert